code en gedrag
Verfrissend van denken en doen, dat zou de discussie kunnen zijn over een schijnbaar actueel onderwerp als ‘gedragscode voor lobbyisten’. Dankzij de tijdelijke vergeetachtigheid van de huidige minister van Defensie over zijn adviseurschap voor één van de tabaksbedrijven stond de gedragscode van de BvPA op 25 november 2010 plotseling in fel daglicht. Want als vanouds zijn het product tabak, een onbekende gedragscode en ingehuurd advies van een politiek ingewijde de willige ingrediënten voor het oppoetsen van bestaande vooroordelen over representatie en een gedegen uitgevoerde communicatiestrategie van het tabaksbedrijf.
Vanzelfsprekend springen media op een minister en dat kan niemand verbazen in een week waarin dag na dag Tweede Kamerleden, voorheen slechts onderwerp van besmuikte Haagse roddel, openlijk zijn ten toon gespreid met hun al dan niet criminele verleden en misdragingen. Schokkend: de volksvertegenwoordiging, afspiegeling van het hele Nederlandse volk, kent maar liefst zeven zondaars. Goed, kunnen we nu weer door?
‘Ethiek gaat verder dan regels. Binnen het bedrijf moeten werknemers expliciet worden beoordeeld op basis van die ethische normen (…). Mooie woorden in een mission statement bepalen niet het karakter van het bedrijf. Dat doen de mensen die er werken’, aldus prof. dr. Isabelle Maignan, hoogleraar corporate compliance aan de VU (in Nefarma&, nr.3 2009).
En zo redenerend: is er ooit – in de tien jaar dat de BvPA bestaat – een klacht geweest over het gedrag van een lobbyist, aangesloten bij de BvPA? Ja waarachtig, en voor de anti-tabakkers natuurlijk, is er een aanzet voor een klacht geweest in 2009 naar aanleiding van een rafelig journalistiek werk in de NRC over de steun van dé tabaksindustrie aan dé kleine horecaondernemers betreffende de rookvrije horeca. De klacht is nooit geformuleerd, want het had allemaal weinig om het lijf, de korrelige zwart-witfoto van een paar handenschuddende BvPA-leden ten spijt. Stivoro’s arm reikt ver, maar nog niet over de waarheid.
De gedragscode van de BvPA lijkt nog het meest op een geste richting de wereld om de aangesloten leden-lobbyisten heen. En jammer genoeg een eenrichtingsweg: hebben lobbyisten in het verleden zulke onethische gedragingen laten zien dat deze code nodig is? Nee, niet echt, was het oordeel in de plenaire discussie, op de Lockheed-affaire na dan, en daarin was het Koninklijk Huis hoofdrolspeler en dat lobbyinstituut is (nog steeds) geen lid van de BvPA.
Krijgen lobbyisten in ruil voor de code een bijzondere status? Nee, ook niet, sterker de lobbyisten die noodgedwongen op kousenvoeten, zonder riem, zonder jasje iedere keer dat ze de Tweede Kamer bezoeken voor hun werk door de beveiliging moeten, zijn talloos. De toegangspas van de Tweede Kamer blijkt schaars goed, te verkrijgen via een niet-transparante procedure, waarbij huidige pashouders niet hard wensen te lopen voor niet-pashouders vanuit een verknipt concurrentiebeeld.
Klagen de Tweede Kamerleden over niet-transparante lobbyisten, dan zou het Presidium van de Tweede Kamer zelf eerst eens naar deze passentoestand moeten kijken, om nog maar te zwijgen over de tientallen, op wachtgeld staande oud-Kamerleden, die met alle bijbanen getooid zonder meer met pas naar binnen komen.
De bijeenkomst op 25 november 2010 over de code was als een reflectie van de code zelf: af en toe moet je als BvPA iets doen wat kennelijk van je verwacht wordt, en niet omdat het nodig is. Een dansje, een hapje, een netwerkje en niets verandert.
Utrecht, 26 november 2010